Rasinformatie

Bekijk hier alle informatie over het ras!

De Dashond of Teckel komt uit Duitsland en is een lage, kortbenige jachthond, zeer gespierd en krachtig gebouwd met een fiere hoofdhouding en een alerte uitdrukking. Is daarbij een vrolijke en schrandere gezelschapshond. De ruwharige variëteit is in het verleden ontstaan door inkruising van de ruwharige Duitse Pinscher en de Schnauzer.

Ras

Een lage en langgerekte maar compacte verschijning met korte, rechte voorbenen en sterk van bot; de borstkas is ruim en diep en opvallend is het sterk vooruitspringende borstbeen. Het hoofd is langgestrekt, scherp en droog besneden met een attente uitdrukking.

Op het hele lichaam is de vacht gelijkmatig aanliggend, dicht, draadachtig dekhaar met onderwol; aan de snuit een duidelijke baard. De wenkbrauwen zijn borstelig. Alleen de oren zijn korter behaard en bijna glad. Wildzwijnkleurig (komt meeste voor): black and tan patroon waarbij in het zwart witte haarpunten voorkomen; eenkleurig: rood, roodgeel, geel met of zonder zwarte haartjes (gesticheld); tweekleurig: diepzwart of bruin met roestbruine of gele aftekening; gevlekt/gestroomd: zwart, rood of grijs met onregelmatige witte vlekken, waarbij noch de donkere, noch de lichtere kleur mag overheersen

Van de Dashond wordt niet de schofthoogte maar de borstomvang gemeten. Deze is van de Dashond Standaard minstens 35 cm. Het gewicht ligt rond de 10 kilo.

Karakter

Een schrandere en moedige jachthond die jaagt met veel passie en grote volharding. Als huishond vallen zijn vrolijkheid en waaksheid op; is daarbij moedig, trouw en aanhankelijk maar ook slim en eigenzinnig.

Gezondheid

De rasvereniging; Nederlandse Teckel Club is bezig met de gezondheid van de Dashond, ruwhaar. Dit is een onderdeel van het VerenigingsFokRegelement van elke rasvereniging.

Voor meer informatie kunt u natuurlijk terecht op de website van de Raad van Beheer: houdenvanhonden.nl en op de website van de Nederlandse Teckel club: Teckelclub.nl

De FCI Standaard zoals vermeld op de site van de Nederlandse Teckelclub. Er zijn een aantal wijzigingen in de rasstandaard. Zodra deze gepubliceerd is op de website van de Teckelclub zullen wij deze hieronder ook aanpassen.

FCI – Standaard Nr.148 / 9.05.2001 / D
DASHOND
Oorsprong: Duitsland
Datum van publicatie van de geldige originele standaard: 13 – 3 – 2001
Gebruik: Jachthond voor boven en onder de grond
Klasse indeling FCI: Groep 4, Dashonden met werkproef.
ort geschiedkundig overzicht.

Algemene verschijningsvorm.
Lage, kortbenige, lang gestrekte, maar compacte gestalte, zeer gespierd, met driest
uitdagende hoofdhouding en attente gezichtsuitdrukking. Geslachtstypisch
totaalbeeld. Ondanks de in verhouding tot het lange lichaam korte ledematen zeer
beweeglijk en vlug.

Belangrijke proporties:
Bij een bodemafstand van ongeveer eenderde van de schofthoogte, moet de
lichaamslengte in harmonische verhouding staan tot de schofthoogte van ongeveer
1 op 1,7 tot 1,8.

Gedrag en karakter:
Vriendelijk van aard, noch angstig, noch agressief, met een evenwichtig temperament.

Hoofd:
Langgestrekt, van boven en opzij gezien gelijkmatig tot de neusspiegel smaller wordend, echter niet puntig. Wenkbrauwbogen duidelijk uitkomend. Neuskraakbeen en neuspunt lang en smal.

Bovenschedel:
Eerst vlak, geleidelijk met slechts weinig aangeduide stop verlopend naar de licht gewelfde neusrug,

Stop:
Alleen aangeduid.

Aangezicht schedel:
Neusspiegel goed ontwikkelt.

De lippen:
De lippen zijn strak gespannen, de onderkaak goed bedekkend.

Kaken/gebit:
Sterk ontwikkelde boven en onderkaak. Schaargebit, gelijkmatig en goed sluitend. Ideaal is een compleet gebit met 42 tanden, overeenkomstig de tand formule met krachtige, juist in elkaar grijpende hoektanden.

Ogen:
Middelgroot, ovaal, goed uit elkaar liggend, met heldere, energieke en toch vriendelijke uitdrukking, niet stekend. Kleur glanzend donkerroodbruin tot zwartbruin, bij alle haarkleuren van de hond. Glas -, vis -, of parelogen bij gevlekte honden zijn niet gewenst, echter wel te tolereren.

Behang:
Hoog, niet te ver naar voren aangezet, voldoende maar niet overdreven lang, afgerond, niet smal, puntig of
geplooid. Beweeglijk, met de voorste rand dicht tegen de wang aanliggend.

Hals:
Voldoende lang, gespierd, strak aanliggende keelhuid; licht gewelfde nek, vrij en hoog gedragen.

Lichaam.
Bovenbelijning:
Harmonisch verlopend van de hals naar het licht afvallende kruis.

Schoft:
Uitgesproken.

Rug:
Na de hoge schoft is het verloop van de verdere borstwervels recht of met een lichte welving naar achter verlopend. Sterk en goed gespierd.

Lendenen:
Krachtig gespierd voldoende lang.

Kruis:
Breed en voldoende lang. Licht afvallend.

Borst:</strong
Borstbeen goed geprononceerd en zo sterk vooruitspringend, dat aan beide zijden kuiltjes zichtbaar zijn. De borstkas is van voren gezien ovaal, van boven en opzij gezien, zeer ruim. Ze biedt aan hart en longen ruimte voor ontplooiing, ver naar achteren opgeribt. Bij een goede lengte en hoekingen van het schouderblad en de opperarm, bedekt de voorpoot van opzij gezien het diepste punt van de borst.

Onderbelijning en buik:
Licht opgetrokken.

Staart:
Niet te hoog aangezet, in het verlengde van de ruglijn gedragen. In het laatste derde deel van de staart is een lichte kromming toegestaan.

Ledematen.
Voorhand:
Algemeen:
Sterk gespierd, goed gehoekt, van voren gezien droge, rechte voorbenen met goed sterk bot en recht naar voren gerichte voeten.

Schouders:
Zichtbaar gespierd. Lang, schuin liggend schouderblad, vast tegen de borstkas aanliggend.

Opperarm:
Van gelijke lengte als het schouderblad, nagenoeg in een rechte hoek hiermee staand, sterk van bot en goed gespierd, tegen de ribben aanliggend, maar vrij in beweging.

Ellebogen:
Niet naar binnen noch naar buiten draaiend.

Onderarm:
Kort, maar wel zo lang dat de bodemafstand van de hond zowat eenderde van de schofthoogte bedraagt. Zo recht mogelijk.

Voorvoetwortelgewrichten:
De voorvoetwortelgewrichten staan wat dichter bij elkaar dan de schoudergewrichten.

Voor- middenvoet:
De voor middenvoet mag, van opzij gezien niet steil, noch opvallend naar voren gericht zijn.

Voorvoeten:
Goed tegen elkaar liggende tenen, goed gewelfd, met krachtige eeltkussens en korte, sterke nagels.
De vijfde teen heeft geen functie maar hoeft niet te worden verwijderd.

Achterhand.
Algemeen:
Sterk gespierd, in goede verhouding met de voorhand. Knie en sprong gewrichten sterk gehoekt, achterbenen parallel, niet nauw, noch wijd uit elkaar staand.

Bovenbeen:
Moet van goede lengte en sterk gespierd zijn.

Kniegewricht:
Breed en sterk met uitgesproken hoekingen.

Onderbeen:
Kort, bij benadering een rechte hoek vormend met het bovenbeen, goed gespierd.

Spronggewricht:
Krachtig gespierd en droog.

Achter-middenvoet:
Relatief lang, beweeglijk ten opzichte van het onderbeen, licht naar voren gebogen.

Achtervoeten:
Vier strak tegen elkaar liggende tenen, goed gewelfd. Vol op de krachtige zolen rustend.

Gangwerk:
De beweging moet ruim uitgrijpend, vloeiend en energiek zijn, met ruime, dicht bij de bodem liggende passen, krachtige stuwing en een licht veerkrachtige overbrenging naar de ruglijn. De staart moet daarbij in harmonische verlenging van de ruglijn, licht afvallend, gedragen worden. In actie zijn voor en achterhand parallel uitgrijpend.

Huid:
Strak aanliggend.

Haar:
De wenkbrauwen en oren, op het hele lichaam van onderwol voorzien, volkomen gelijkmatig aanliggend, dicht, draadachtig dekhaar. Aan de snuit toont zich een uitgesproken duidelijke baard. De wenkbrauwen zijn borstelig. De oren zijn korter behaard dan het lichaam, bijna glad. De staart goed en gelijkmatig, strak aanliggend behaard.

Kleur:
Overwegend licht tot donker wildzwijnkleurig alsook de kleur van droge bladeren. Verder geldt hetzelfde als voor de andere kleuren.

Grootte en gewicht.
Standaard dashond: Borstomvang boven de 35 cm. Bovengrens gewicht ongeveer 9,0 kg.

Fouten:
Alle afwijkingen van boven genoemde punten moeten als fout aangerekend worden, de kwalificatie moet in verhouding staan met de graad van de afwijking.
Het ontbreken van twee PM1 (Premolaren 1) is niet als fout te waarderen.
Het ontbreken van een PM2 is als fout te waarderen, als behalve de M3, geen andere tanden ontbreken, evenals
een afwijking van een correct sluitend schaargebit zoals b.v. het tanggebit.

Zware fouten.
*Zwakke, hoogbenige of over de grond slepende gestalte. *Andere gebitsfouten als onder fouten respectievelijk, uitsluitende fouten, beschreven.
*Glasogen bij andere dan gevlekte honden.
*Puntige, erg gevouwen oren.
*In de schouders hangend lichaam.
*Zadelrug, karperrug.
*Zwakke lendenpartij.
*Overbouwd zijn ( het kruis is hoger dan de schoft).
*Te zwakke borstkas.
*Windhondachtige opgetrokken flanken.
*Slecht gehoekte voor af achterhand.
*Smalle, slecht bespierde achterhand.
*Koehakkig af 0 benig.
*Binnenwaarts of te ver naar buiten gedraaide voeten.
*Spreid tenen.
*Moeilijke, onbeholpen, schommelende gang.

Fouten beharing.
*Te zacht haar, te kort af te lang.
*Lang haar, naar alle kanten van het lichaam uitstaand.
*Krullend of golvend haar.
*Zacht haar aan het hoofd.
*Staart met vlag.
*Het missen van baard.
*Het missen van onderwol.

*Kortharigheid.
*Een sterke scheiding van het haar op de rug.
*Te langhaar tussen de tenen.
Uitsluitende fouten. *Angstige of agressieve dieren.
*Ondervoor en bovenoverbijters, kruisgebit.
*Verkeerde stand van de hoektanden in de onderkaak.
*Ontbreken van een of meerdere Canini of van een of
meerdere Incisivi.
*Ontbreken van meer tanden (Premolaar of Molar).
Uitzondering:
De onder fouten genoemde twee PM1, een PM2 zonder
M3 in aanmerking te nemen.
*Afgezet borstbeen.
*Alle staartfouten.
*Zeer losse schouders.
*Knikken in front (voorvoetwortel-gewrichten).
*Zwarte kleur zonder brand; witte kleur met of zonder
brand.
*Andere kleuren dan onder kleuren genoemd.
N.B.: Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde
teelballen tonen, die compleet in het scrotum zijn
ingedaald.